Oud-turnsters over tuchtzaken: ‘Wij waren dus oefenmateriaal’ - NRC

2022-05-28 21:44:57 By : Mr. Martin King

Vanwege het coronavirus werken onze medewerkers thuis.

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Turnaffaire Oud-turnsters twijfelen of het Instituut Sportrechtspraak betrokken moet blijven bij de afhandeling van de turnaffaire, na de vrijspraak van coach Vincent Wevers en de uitspraken van bestuursleden van het instituut.

Oud-turnsters Petra Witjes en Stéphanie Tijmes hadden een gesprek met het bestuur van het Instituut Sportrechtspraak (ISR). Anderhalf jaar geleden was dat, in januari 2021. Ze hadden allebei aanklachten ingediend tegen verschillende turntrainers. Die hadden zich in de turnzaal, zo verklaarden ze, schuldig gemaakt aan allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag toen zij nog meisjes waren. Er waren scheldpartijen geweest, strenge controles op hun gewicht, blessures waren genegeerd en soms waren ze geschopt en geslagen. Het gebeurde in afgesloten turnzalen, structureel en jarenlang.

De verhalen erover hadden ze al verteld aan onderzoekers van het Instituut Sportrechtspraak, dat tuchtrecht verzorgt voor zo’n tachtig sportbonden in Nederland. Het ISR onderzoekt klachten en brengt zaken voor bij de tuchtrechters, die straffen kunnen opleggen.

Maar Witjes en Tijmes hadden geen goed gevoel over het onderzoek. Ze zagen dat er fouten werden gemaakt door het ISR en dienden daarover een klacht in bij het bestuur. Daarop volgde dat (online) gesprek – over de onderzoeksmethoden van het ISR, niet inhoudelijk over de aantijgingen tegen de trainers. In het gesprek waarschuwden ze dat het onderzoek rammelde. Dat gespreksverslagen niet deugden, dat belangrijke vragen over data en feiten niet waren gesteld. Ze spraken hun twijfels uit over het vervolg van het onderzoek naar hun oud-trainers. Én ze vroegen aan het ISR-bestuur: moeten jullie dit onderzoek wel doorzetten? Is het niet beter de organisatie eerst op orde te brengen?

Witjes: „In dat gesprek heeft het ISR volmondig ‘ja’ gezegd op de vraag of ze de juiste expertise in huis hadden om de turnzaken te behandelen.” Tijmes: „Wij voelden toen al aan dat het fundament van het onderzoek te broos was. Dan kun je geen zaak bouwen. Maar het ISR-bestuur wuifde onze zorgen weg. Nou, we weten hoe het is gelopen.”

Twee weken geleden werd turntrainer Vincent Wevers, tegen wie officiële klachten lagen van twaalf vrouwen, vrijgesproken door de tuchtrechter. Reden: het onderzoek van het ISR was volgens de tuchtrechter ondeugdelijk. De verslagen van getuigenissen van turnsters waren zo zwak dat ze door de rechter niet zijn meegewogen in het oordeel.

Dat turnsters hun verklaringen na het gesprek met onderzoekers nog mochten aanpassen, had „de goede procesorde” in gevaar gebracht. Er komt nog een hoger beroep in de kwestie. Wevers is één van de 25 turntrainers die door het ISR worden onderzocht – zijn zaak geldt als richtinggevend in wat het „turnschandaal” is gaan heten.

In een interview met NRC reageerde het ISR-bestuur afgelopen weekend voor het eerst op de uitspraak, die als pijnlijk wordt ervaren door de instantie. Bestuurder Peter Vogelzang noemde het „knap waardeloos” dat Wevers was vrijgesproken omdat het onderzoek als onvoldoende werd beschouwd. „De verwachtingen waren hoger dan we waar konden maken. Zo eerlijk moeten we zijn”, zei hij. Vogelzang vroeg zich bovendien hardop af of het ISR wel de juiste instantie is om machtsmisbruikzaken zoals de turnaffaire te behandelen. Het ISR is snel gegroeid in korte tijd – er worden steeds meer zaken aanhangig gemaakt – en daar was de organisatie nog niet op berekend. Vogelzang: „Het is ook een kwestie geweest van even oefenen, hoe hard dat ook klinkt. Het was nieuw voor ons, dit type zaak.”

Het heeft pijn gedaan bij de betrokken turnsters, de uitspraken van het ISR-bestuur. Stéphanie Tijmes (haar zaak tegen trainer Frank Louter moet nog worden behandeld): „In het interview worden wij weggezet als ‘oefenmateriaal’. Ik dacht echt: lees ik dit nu goed? Alsof ze hun onderzoekers zonder rijbewijs de weg op hebben gestuurd en nadat ze iedereen hebben aangereden even tegen de slachtoffers zeggen: misschien was het niet verstandig om het zo te doen.”

Petra Witjes, één van de meldsters in de zaak tegen Wevers: „Het meest pijnlijke is dat ik het ISR zó vaak heb gewezen op fouten, zó vaak heb gewaarschuwd.” Ze heeft in november 2020 al over het gebrekkige ISR-onderzoek verteld tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer. Daarna ook nog samen met onder anderen Stéphanie Tijmes in gesprekken met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Haar kritiek is vervolgens besproken in een Kamerdebat en Witjes en Tijmes hebben het gesprek gehad met het ISR-bestuur. Ook werden eerder al Kamervragen over het ISR gesteld. Witjes: „Maar blijkbaar is er eerst een vrijspraak nodig die flinke commotie veroorzaakt, voordat mensen beseffen dat er actie ondernomen moet worden.”

Het is, zeggen de oud-turnsters, een patroon. Steeds als zij aangeven dat er iets misgaat, wordt er in eerste instantie niet geluisterd. Eerst werden hun verhalen over machtsmisbruik in de turnzaal jarenlang niet gehoord. Pas in de zomer van 2020 werd de turnaffaire landelijk nieuws, kwam er een groot onderzoek en maakte de turnbond excuses voor wat de vrouwen is overkomen. Daarna trokken de turnsters intern aan de bel over de in hun ogen veel te strikte omgang met de financiële compensatie voor getroffen ex-turnsters. In eerste instantie werd niets gedaan met hun kritiek. Pas nadat er ook uit de Tweede Kamer en pers verontwaardiging kwam, werd de compensatieregeling uitgebreid. En nu, met het zwakke optreden van het ISR, gebeurde het opnieuw: de turnsters waarschuwden, maar het ISR besloot de zaak tegen Wevers toch door te zetten – en verloor.

Stéphanie Tijmes: „We worden iets te veel als slachtoffers gezien en net als vroeger, toen we kleine meisjes waren, niet serieus genomen. Maar nu als volwassen vrouwen zeggen we hele redelijke dingen. Waarom luisteren ze niet? Elke keer blijkt ook dat we een punt hadden.”

Oud-turnster Raffaella Bidotti, meldster in de zaak-Wevers, heeft dezelfde analyse – al sprak zij niet met het ISR over de interne problemen. „Je vraagt je toch af of er überhaupt wordt geluisterd. Wanneer worden we eindelijk eens serieus genomen”, zegt zij.

Er lopen bij het ISR nog meerdere zaken tegen verschillende turntrainers, en in de zaak-Wevers volgt een hoger beroep. Het vertrouwen is bij de ex-turnsters inmiddels tot het nulpunt gedaald, zeggen ze. Witjes: „Het ISR heeft via de mail nu weer gevraagd of we extra bewijs kunnen aanleveren, maar het is mij totaal onduidelijk wat onze rechten en plichten zijn in een hoger beroep. Wat kunnen we verwachten? Wij willen niet weer stilletjes een procedure worden ingerommeld, waarbij we afhankelijk zijn van het ISR dat haar zaakjes niet op orde heeft.”

Sommige turnsters hebben de mogelijkheid onderzocht om hun zaken via het straf- of civielrecht aanhangig te maken, maar door een combinatie van verjaring, mogelijke kosten en ingewikkelde bewijslast (er zijn bijvoorbeeld geen video’s of geluidsopnamen van de zaken die jaren geleden speelden) is dat een lastig begaanbare weg.

De turnbond had de ex-sporters mede om die reden ook naar het ISR verwezen – in het tuchtrecht zouden hun kwesties wél tot bestraffing kunnen leiden. Inmiddels vragen veel turnsters zich af of dat wel de juiste route is geweest. Sommigen vragen zich af waarom het Openbaar Ministerie niet uit zichzelf besluit om alsnog een onderzoek in te stellen.

Tijmes: „In mijn ogen gaan onze zaken over kindermishandeling, maar dan in het kader van de sport. Eigenlijk te zwaar voor het tuchtrecht, maar het ISR is de instantie waarnaar wij zijn verwezen. Daar hadden we onze hoop op gevestigd. Mijn zaak, die over Frank Louter gaat, moet nog voorkomen, maar ook dáár heeft het ISR onderzoek gedaan. Heeft het ministerie of het ISR zelf enig idee hoe we voorkomen dat het nog een keer misgaat?”

Bidotti: „We kunnen ons ook niet zomaar terugtrekken uit de tuchtprocedures, dan heeft het allemaal zeker geen zin gehad. Hopelijk gaat het ISR keihard professionaliseren en zijn ze in de toekomst wel in staat om dit soort zaken tot een goede einde te brengen.” Witjes: „In het interview met NRC zegt het ISR-bestuur dat wij als meldsters de behoefte hadden over onze emoties te praten, dat er trauma bij ons bovenkwam, dat het ISR geen hulpverlener kan zijn. En dat onze verwachtingen niet goed gemanaged zijn. Pardon? Ik vind dat echt denigrerend en victim blaming. Zo was het niet namelijk. We verwachten gewoon dat het ISR zijn werk goed uitvoert en wij daardoor een rechtvaardig proces krijgen. Niets meer en niets minder.”

Minister Conny Helder (Sport, VVD) noemt „de huidige signalen” over het disfunctioneren van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) via een woordvoerder „frustrerend”.

„De impact van het steeds opnieuw vertellen van de gebeurtennissen die de turnsters hebben meegemaakt is groot”, laat Helder weten. „Het is moedig van alle turnsters die naar buiten zijn gekomen met hun verhaal. Ik ga op korte termijn in gesprek met het ISR en houd persoonlijk vinger aan de pols.”

Over de inhoud van de turnkwestie wil Helder niets zeggen. De financiering van het ISR, grotendeels door het ministerie van VWS en de laatste jaren opgehoogd tot circa anderhalf miljoen euro, blijft in stand. Helder: „Ik ondersteun het ISR financieel om te kunnen professionaliseren.”

Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt. U kunt ons ook anoniem een tip geven.