Recht op inzage in intern medisch advies?

2022-10-11 10:36:38 By : Mr. Eric Hua

Cassatie in het belang der wet De aanleiding voor deze conclusie was een oordeel van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (het “CTG”). Volgens dit oordeel hoefde een medisch adviseur een patiënte geen inzage te geven in het door hem opgestelde medisch advies.

De medisch adviseur had op verzoek van de aansprakelijkheidsverzekeraar van het door de patiënte aansprakelijk gestelde ziekenhuis geadviseerd over de vraag of bij de behandeling van de patiënte in het ziekenhuis een fout was gemaakt. De medisch adviseur heeft ten behoeve van zijn advies de patiënte niet behandeld, beoordeeld, gekeurd of gesproken. De beoordeling betrof een ‘papieren’ beoordeling van het (reeds bestaande) medisch dossier van de patiënte. In dat medisch dossier had ook de patiënte inzage.

Het CTG oordeelde dat, ondanks dat de patiënte op grond van artikel 7:456 BW en artikel 7:464 lid 2 BW recht zou hebben op inzage in het medisch advies, het recht van (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) het ziekenhuis om ‘de verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden’ in de weg stond aan de uitoefening daarvan.

A-G Hartlief heeft dit oordeel aangegrepen om ‘een vordering tot cassatie in het belang der wet’ in te stellen. Waar het CTG zich echter uitsluitend heeft uitgelaten over de vraag of de medisch adviseur gehouden was om de patiënte inzage te geven in het door hem opgestelde medisch advies, heeft A-G Hartlief het breder ingestoken. Zo heeft A-G Hartlief ook de (meer algemene) vraag opgeworpen of een betrokkene doorgaans recht zal hebben op inzage in een medisch advies waaraan diens medische gegevens ten grondslag liggen.

Mogelijke grondslagen van het inzagerecht Ter beantwoording van deze vraag heeft A-G Hartlief bekeken aan welke regelingen een betrokkene een dergelijk inzagerecht mogelijk kan ontlenen. Dat zijn: i) afdeling 7.7.5 BW (de WGBO); ii) artikel 8 EVRM, en iii) artikel 15 van de AVG.

A-G Hartlief concludeert - in tegenstelling tot het CTG - dat een betrokkene geen recht op inzage in een medisch advies als hier aan de orde kan ontlenen aan de WGBO. Niet ten opzichte van de medisch adviseur, noch diens wederpartij (het ziekenhuis en diens aansprakelijkheidsverzekeraar). Evenmin volgt een dergelijk inzagerecht uit artikel 8 lid 1 EVRM, aldus A-G Hartlief. Hij acht hiertoe van belang dat de medisch adviseur de patiënte niet heeft behandeld, beoordeeld of gekeurd, geen beoordeling heeft gemaakt van ‘de gezondheidstoestand van de patiënte’, maar dit een uitsluitend ‘papieren exercitie’ betrof van de patiënte bekende medische gegevens.

Anders concludeert A-G Hartlief over het in artikel 15 AVG neergelegde recht op inzage in (en op een kopie van) persoonsgegevens. Volgens hem is verdedigbaar dat dit wetsartikel in beginsel wel een recht voor een betrokkene op inzage in een medisch advies schept.

Beperking van het inzagerecht A-G Hartlief concludeert desondanks dat een beroep op artikel 15 AVG in beginsel niet zal kunnen slagen. Het daarin - en in de WGBO en artikel 8 lid 1 EVRM - neergelegde inzagerecht is namelijk niet ‘absoluut’ en dient in dit geval te worden beperkt. Volgens A-G Hartlief is de beperking van het inzagerecht in een geval als hier aan de orde noodzakelijk vanwege het uit artikel 6 lid 1 EVRM voortvloeiende recht van het ziekenhuis en diens aansprakelijkheidsverzekeraar om ‘de verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden’:

De beperking van het inzagerecht zal in deze gevallen over het algemeen ook evenredig zijn, aldus A-G Hartlief:

Conclusie Volgens A-G Hartlief weegt het recht van een partij op ongestoorde gedachtewisseling in beginsel zwaarder dan het recht van een betrokkene op inzage in een medisch advies. Belangrijke kanttekening daarbij is dat deze conclusie slechts ziet op medisch adviezen die (volledig) berusten op het bestaande medisch dossier van de betrokkene. In deze medische gegevens heeft – en behoudt – een betrokkene ‘gewoon’ inzage.

Wij wachten af of en in hoeverre de Hoge Raad in gelijke zin oordeelt.

Ontvang nieuwe kennisitems direct in je inbox! Klik hier om aan te melden.

Dirkzwager organiseert op donderdag 10 november 2022 de lezing ‘Actualiteiten Aansprakelijkheidsrecht’

Als een patiënt een schadevergoeding wil ontvangen omdat hij van mening is dat hij schade heeft geleden door een fout in een medische behandeling, dan kan hij zijn arts of de zorginstelling hiervoor aansprakelijk stellen.

Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft in een recent arrest van 2 maart 2021 geoordeeld dat voor toepasselijkheid van de WAM niet voldoende is dat verband bestaat tussen schade en deelname van een motorrijtuig aan het verkeer; er moet sprake zijn van een verkeersfout waarvoor de bestuurder aansprakelijk is.

Doorbreking van de verjaringstermijn is niet aan de orde, zo oordeelde het hof Arnhem-Leeuwarden recent in een kwestie waarin een oud-werknemer de rechtsopvolger van zijn voormalig werkgever had aangesproken tot vergoeding van zijn schade als gevolg van een asbestziekte (mesothelioom).

In de praktijk wordt regelmatig tevergeefs een beroep gedaan op toepassing van de zogeheten arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Zo oordeelde het hof Den Haag in een arrest van 20 mei 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:899), dat ik hierna zal bespreken, dat een beroep op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel niet kon slagen. Wat houdt de arbeidsrechtelijke omkeringsregel ook alweer in en in welke gevallen kan er (g)een beroep op worden gedaan?

Op 20 september 2019 heeft de Hoge Raad beslist dat de politie aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de schietpartij in winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan den Rijn op 9 april 2011.

Een vrouw (benadeelde) loopt ernstig letsel op wanneer zij een plezierjacht aanlegt in een sluis. Tijdens deze manoeuvre raakt namelijk haar duim bekneld tussen een trap en de sluiswand, waardoor zij een deel van haar duim verliest. De Provincie Overijssel wordt voor de schade op grond van artikelen 6:174 en 6:162 BW aansprakelijk gesteld.

Een man (benadeelde) loopt ernstig letsel op wanneer hij van een door de gemeente in de buitenlucht geplaatst fitnessapparaat valt. De gemeente en haar aansprakelijkheidsverzekeraar worden aansprakelijk gesteld op grond van artikel 6:173, 6:174 en 6:162 BW. Is sprake van een gebrekkige zaak of opstal en/of heeft de gemeente nalatig gehandeld? De rechtbank Oost-Brabant oordeelt als volgt.

Een saunabezoekster wil Thermen Bussloo aansprakelijk stellen omdat zij onwel is geworden nadat zij uit een whirlpool stapte. De vrouw is ten val gekomen en heeft met de achterzijde van haar hoofd de sokkel van een stenen Boeddhabeeld geraakt. Op grond van artikel 843a Rv wordt gevorderd dat Thermen Bussloo haar diverse gegevens verstrekt zodat zij het saunacomplex aansprakelijk kan stellen. Het verzoek wordt door de voorzieningenrechter gedeeltelijk toegewezen.

Eerder berichtte ik op deze pagina dat de rechtbank Den Haag in een vonnis van 4 februari 2015 had bepaald dat de politie niet aansprakelijk was voor schade van de slachtoffers van de schietpartij in winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan den Rijn in 2011. Het hof Den Haag denkt daar in hoger beroep anders over.

Nabestaanden en naasten van slachtoffers die zijn overleden of ernstig letsel hebben opgelopen door een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, hebben in de toekomst recht op vergoeding van affectieschade.

Op 24 juni 2013 komt een vrouw (verzoekster) ten val wanneer zij op de fiets wordt aangereden door een (bij Univé verzekerde) auto met aanhangwagen. De vrouw loopt als gevolg van dit ongeval blijvend letsel op.Verzoekster is alleenstaand en heeft geen kinderen. Zij is geboren, getogen en woonachtig op een boerderij die zij, voor eigen gebruik en zonder economische opbrengst, zelfstandig exploiteert. Als gevolg van het ongeval is het voor de vrouw niet meer mogelijk deze werkzaamheden zelfstan...

Wanneer slachtoffers zijn overleden of ernstig letsel hebben opgelopen door een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, kunnen hun nabestaanden c.q. naasten in de toekomst mogelijk aanspraak maken op vergoeding van affectieschade. Het daartoe strekkende wetsvoorstel affectieschade is op 9 mei 2017 door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen. Door een motie van Kamerleden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) zal aan stiefouders en stiefkinderen eenzelfde vergoeding worden toe...

Log in om dit artikel als favoriet te markeren, het artikel vindt u terug onder Mijn bewaarde kennis. 

Nog geen account? Registreer direct en blijf eenvoudig op de hoogte van nieuwe kennis via uw persoonlijke Dirkzwager-account.

Ontvang nieuwe kennisitems direct in je inbox! Klik hier om aan te melden.

Deze website plaatst functionele en analytische cookies, waarmee we onze site gebruiksvriendelijker maken. U blijft anoniem. Cookies van derden plaatsen we niet zonder uw toestemming. Klik op 'voorkeuren instellen' om uw voorkeuren aan te geven.